Sinds de invoering van de decentralisaties in 2015 hebben we binnen onze gemeente de beschikking over de reserve Sociaal & Zorgfonds (S&Z). De reserve S&Z is de financiële remweg voor het sociaal domein. Bij de instelling in 2015 is bepaald dat de reserve S&Z in eerste instantie een buffer is om lokaal de ongewenste effecten van rijksbeleid op te kunnen vangen. Daarnaast zouden frictiekosten kunnen worden bekostigd. Ten derde zou de reserve benut kunnen worden voor innovatiemaatregelen in het sociaal zorgdomein en de maatregelen versterking taalaanpak, waardoor we zoveel mogelijk uitkomen met het geld dat we van het rijk krijgen voor de taken binnen het sociaal domein. In de financiële verordening (o.b.v. artikel 212 gemeentewet) is over de reserve S&Z vastgelegd: “Alle middelen binnen het sociaal domein blijven beschikbaar binnen het sociaal domein”. Het sociaal domein omvat naast de jeugdwet en de Wmo ook delen van de participatiewet (re-integratie, sociale werkvoorziening en beschut werk, maar niet de uitkeringen).
Bij het bestuursakkoord 2022-2026 is afgesproken de omvang van de reserve in beginsel te begrenzen op 15 procent van het beschikbare budget. Vanaf de begroting 2023 is dit geëffectueerd. Het surplus gaat naar onze algemene reserve. In deze begroting 2024 stellen wij u voor de verwachte positieve resultaten binnen het sociale domein over 2024 en 2025 (€ 9 mln.) te benutten voor structuurversterkende maatregelen in het sociale domein. De benodigde omvang van de reserve monitoren we nauwlettend door financiële risico’s van de verschillende wetten jaarlijks in beeld te brengen.
We hebben in de voorjaarsnota 2024 aangegeven dat een aantal ontwikkelingen aanleiding geven om ons te heroriënteren op het fonds. Het voorstel is aanvullend op bovenstaande de volgende aanpassingen in het S&Z fonds te doen.
Beschermd wonen en maatschappelijke opvang
’s-Hertogenbosch is centrumgemeente voor Beschermd Wonen/Maatschappelijke opvang. Voor de uitvoering van de taken zijn integratie- en decentralisatie uitkeringen beschikbaar. De samenwerking in de regio is geregeld met een centrumregeling. De regionale middelen maken nu onderdeel uit van de reserve S&Z. We stellen voor de regionale middelen af te splitsen in een afzonderlijke reserve, zodat duidelijk is welk deel lokaal en welk deel regionaal is. In de afgelopen jaren hebben we veel geld overgehouden op beschermd wonen. Het overschot is gestort in de reserve S&Z. Vanwege de grote overschotten de afgelopen jaren is regionaal het voornemen uitgesproken om te komen tot een tussentijdse uitkering aan de gemeenten. Daarin ligt een risicoanalyse ten grondslag, die ook de komende jaren nog voordelen prognosticeert. De raden nemen hier dit najaar een besluit over.
Participatiewet
Met de afsplitsing voor het regionale deel van Beschermd Wonen/ Maatschappelijke opvang is ook het moment gekomen om in de breedte kritisch de werking van het S&Z te evalueren. In ’s-Hertogenbosch hebben we ervoor gekozen om de uitvoering van de uitkeringsverstrekking en re-integratie op grond van de Participatiewet (PW), alsmede de sociale werkvoorziening te combineren in één sector, Weener XL. Bij Weener XL zijn uitvoering, beleid en financiën onder één dak ondergebracht. Daarbij is de reserve FWI de remweg voor de uitkeringen, voor de overige bedrijfsvoering wordt geëgaliseerd met het S&Z. Beide reserves bieden geen mogelijkheid om te investeren in de sociale werk- en ontwikkelinfrastructuur, terwijl daar wel behoefte aan is. Al langere tijd is duidelijk dat de financiering van de sociale werkvoorziening stevig onder druk staat. De vroegere WSW gaf meer financiële ruimte dan de huidige PW. Daarnaast blijkt uit verschillende onderzoeken dat gemeenten te weinig geld krijgen voor beschut werk. Het huidige S&Z biedt alleen de mogelijkheid om te innoveren in het zorgdomein. Ook de reserves van de voormalige WSW voorzien niet in deze behoefte, omdat deze niet meer gevoed worden sinds de komst van de PW in 2015 en de instelling van het S&Z.
Om ook in de toekomst op financiële ontwikkelingen te kunnen anticiperen stellen we een aparte bedrijfsreserve voor, voor de sociale werk- en ontwikkelinfrastructuur. Deze kan dienen als remweg bij tegenvallers, maar ook om rendabel te investeren om de sociale werkvoorziening toekomstbestendig te houden. Zowel in aard van de werkzaamheden als in de begeleiding van mensen. Werk is tenslotte van groot belang voor de bestaanszekerheid van veel kwetsbare inwoners. Deze reserve vervangt het S&Z fonds voor de Participatiewet en beide reserves van de voormalige WSW en past daarmee het beste bij de behoefte om in de praktijk op het gebied van werk en inkomen eenduidig te kunnen sturen zoals passend bij het uitgangspunt van ‘uitvoering, beleid en financiën’ onder één dak.
Jeugdwet en Wmo
Voor de jeugdwet en de Wmo kan de oorspronkelijke doelstelling en opzet van de reserve Sociaal-en Zorgfonds blijven zoals het was. Op termijn lopen we hier grote risico’s die te maken hebben met toenemende behoefte aan voorzieningen vanwege de vergrijzing, met name in de Wmo, teruglopende budgetten voor de jeugdhulp als gevolg van het rijksbeleid en oplopende tarieven die mede worden veroorzaakt door de krapte op de arbeidsmarkt. Een deel van de middelen in de reserve willen we inzetten om deze risico’s te beperken door te investeren in die maatregelen in het sociale domein die ervoor zorgen dat inwoners minder een beroep hoeven te doen op duurdere individuele zorg en die tevens bijdragen aan de opgave in het bestuursakkoord om gelijke kansen te bevorderen.
Concreet leggen wij u met deze begroting het voorstel voor om:
- Het huidige reserve Sociaal- en Zorgfonds op te splitsen in drie afzonderlijke reserves, te weten:
- Reserve Sociaal- en Zorgfonds lokaal
- Reserve Beschermd Wonen en Maatschappelijke opvang regionaal
- Reserve werk- en ontwikkelbedrijf
- De reserves WSW en herstructurering WSW op te heffen. Het saldo hiervan voegen wij toe aan de reserve ‘Werk- en Ontwikkelbedrijf’.
We verdelen het saldo van de huidige reserve Sociaal en Zorgfonds over deze drie nieuwe reserves naar evenredigheid van de achterliggende budgetten. De gewenste (maximale) omvang van deze reserves blijft, net als bij het Sociaal en Zorgfonds, 15% van het achterliggende budget.